Beschrijving
De Bolderik (Agrostemma githago) is een plant uit de anjerfamilie. De plant staat bekend als een zeldzame en sterk afgenomen soort op de Nederlandse Rode lijst van planten.
De Bolderik kan tot 100 cm hoog worden en heeft lancetvormige bladeren. De plant is van licht behaard tot viltig behaard, wat de plant soms een grijzige kleur geeft. Hij komt van nature voor in Nederland in gebieden zoals het rivierengebied, Twente, en Zuid-Limburg, en wordt ook gebruikt in siertuinen en eenjarige bloemenweiden.
De Bolderik bloeit van juni tot juli met dieproze tot paarsrode bloemen, die op lange behaarde stelen staan. De bloemen zijn tweeslachtig en de kelkbladen zijn puntig en langer dan de kroonbladen. Een opvallend kenmerk van de bloemen zijn de donkere lengtestrepen op de kroonbladen, die functioneren als een honingmerk voor bestuivers.
De zaden van de Bolderik zijn echter giftig, met name de donkergekleurde zaden. In het verleden, toen de zaden per ongeluk tijdens de oogst en verwerking van graan werden meegeoogst, konden ze bij onvoldoende zuivering in het meel terechtkomen en maag- en darmproblemen veroorzaken vanwege de aanwezige saponinen.
De plant groeit op löss en zandige klei, voornamelijk tussen graangewassen zoals rogge, maar ook op braakliggende terreinen. Vroeger was de Bolderik een algemeen voorkomend onkruid in graanvelden, maar door verbeterde zaaigoedzuivering en het gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen is hij tegenwoordig zeldzamer.
In andere delen van de wereld, zoals de Verenigde Staten, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland, komt de Bolderik voor als een geïntroduceerde soort. Vaak groeiend in velden, langs wegen, spoorlijnen en andere verstoord gebieden. De plant staat bekend om zijn vijf bloemblaadjes die geurloos zijn, tot 5 cm in diameter kunnen zijn en vaak roze of lichtpaars zijn met een wit centrum. Elk bloemblad heeft drie donkere, onderbroken strepen.
Het afgeraden om delen van de bolderik te eten of als kruidenremedie te gebruiken, omdat alle delen giftig zijn. De plant wordt gekenmerkt door giftige stoffen zoals githagin en agrostemmisch zuur. Ondanks de giftigheid wordt de plant soms opgenomen in mengsels van wilde bloemenzaden.
- Familie: Anjerfamilie (Caryophyllaceae).
- Hoogte: De plant kan een hoogte bereiken van 20 tot 100 cm.
- Bladeren: Lancetvormig, smal lijnvormig en spits, tegenoverstaand geplaatst op de stengel, variërend van licht behaard tot viltig behaard.
- Bloeiwijze: De bloemen staan op lange behaarde stelen, vaak met een gevorkte bijscherm structuur.
- Bloemen: Bloei van juni tot juli met dieproze tot paarsrode bloemen, soms wit. Elke bloem heeft vijf niet vergroeide kroonbladen met een lange nagel en een breed, iets uitgebocht gedeelte. De kelkslippen zijn langer dan de kroonbladen.
- Bloemkenmerken: De kroonbladen zijn diep roze tot paarsrood met donkere lengtestrepen (honingmerk). De kelkslippen steken buiten de kroon uit.
- Zaden: Donkergekleurd en zeer giftig.
- Stengels: Rechtopstaand en behaard.
- Giftigheid: Alle delen van de plant zijn giftig, met name de zaden.
- Habitat: Groeit op löss en zandige klei, vaak in graanvelden zoals roggevelden en op braakliggende terreinen.
- Verspreiding: Oorspronkelijk uit Europa, maar nu ook voorkomend in Noord-Amerika, Australië en Nieuw-Zeeland als geïntroduceerde soort.
- Status: In Nederland staat de plant op de Rode Lijst als zeer zeldzaam en sterk afgenomen.
- Gebruik: In het verleden gebruikt in volksgeneeskunde, maar wordt niet aanbevolen vanwege giftigheid.
Voor informatie kunt u de volgende websites bezoeken: www.floravannederland.nl, www.wikepedia.nl of brickfielspark.org.