Beschrijving
Slangenlook is de hoogste en statigste van onze inlandse look-soorten. De stengel haalt gewoonlijk 0,5 tot 1 m lengte, maar kan ook een-en-een-kwart meter hoog worden. De betrekkelijk armbloemige bloeiweijze met paarse bloemen, steeds met donkerpurpueren broedbolletjes (soms zelfs alleen daaruit bestaand), verschilt niet opmerkelijk van die der verwante soorten kraailook en moeslook, maar opvallend zijn de bladeren, die nog het meest op die van een narcis lijken en daarvan ook de licht zeegroene kleur hebben. De plant krijgt gewoonlijk vier tot zeven breed lijnvormige, tot 2 cm brede en tot 40 cm lange, gekielde, in de jeugd gevouwen bladeren, die op een elegante wijze de stengel omvatten en zich betrekkelijk lang na elkaar, in de loop van verscheidende weken, ontplooien. Karakteristiek is de tegenstelling tussen de steeds fier rechtopstaande stengel en soepel, vaak geknikt neerhangende bladeren (hierdoor is de plant vegetatief reeds op grote afstand bijvoorbeeld van Iris pseudacorus te onderscheiden).
Wanneer men op een warme zomerdag door een loofbosje vol Slangenlook wandelt, verspreidt zich natuurlijk een pittige geur; maar deze geur is heel wat discreter dan de brutale stank van een veld vol daslook. De mysterieus klinkende naam ,,scorodoprasum” is eenvoudig gevormd door een combinatie van ,,scorodon”, knoflook, en ,,prasium”, prei, omdat de plant met deze beide soorten overeenkomst vertoont.
Bron: De Levende Natuur 71 (1): 1-12. (1968). Geschreven door Victor Westhoff.