Beschrijving
De Gewone engelwortel (Angelica sylvestris) maakt deel uit van de schermbloemenfamilie (Apiaceae). De plant kan een hoogte van 90 tot 180 cm bereiken en is te vinden in diverse natte en vochtige habitats, zoals aan waterkanten, in vochtige graslanden, lichte loofbossen, en in bossen en moerassen.
De stengels van de Gewone engelwortel (Angelica sylvestris) zijn hol, rechtopstaand, en vaak rood/purper van kleur. De grote bladeren zijn 2- tot 3-voudig geveerd met eirond tot langwerpig gevormde deelblaadjes. Deze deelblaadjes zijn scherp gezaagd. De wortelblaadjes zijn twee- tot drievoudig geveerd met een gegroefde, gootvormige bladsteel.
Kenmerkend voor de Gewone engelwortel (Angelica sylvestris) zijn de bloeiwijzen, die bestaan uit witte of licht roze schermen. Deze bloeiwijzen zijn samengestelde schermen met 15 tot 40 ronde deelschermen. Elk klein bloemetje binnen deze schermen bestaat uit vijf kroonblaadjes die naar binnen zijn gekruld. De bloeiperiode van de Gewone engelwortel loopt van juli tot in de herfst, soms tot aan het begin van de winter. De vruchten van de plant zijn eirond met vliezige, gevleugelde ribben.
Ecologisch gezien is de Gewone engelwortel (Angelica sylvestris) een belangrijke plant in Nederland. Hij komt voor in diverse plantengemeenschappen, zoals in associaties met de Echte koekoeksbloem, Moeraszegge, en Moerasspirea. De plant is ook een waardplant voor bepaalde insectensoorten, zoals de v-dwergspanner.
In het verleden werd de Gewone engelwortel gebruikt als slijmoplossend middel en voor culinaire doeleinden. Jonge stengels en bladeren werden gekookt in zout water en als groente gegeten.
Bronnen: