Beschrijving
De alchemisten van de middeleeuwen verzamelden in de vroege morgen de dauwdruppels van de bladeren van de vrouwenmantel en gebruikten deze bij hun pogingen uit niet-edele metalen goud te maken. Ze noemden deze dauw ‘hemeldauw’, vanwege de bijzondere eigenschappen die hij kennelijk bezat. De bladeren van de vrouwenmantel droegen namelijk ook grote dauwparels op dagen dat op andere planten geen dauw te bespeuren was. De oorzaak hiervan was echter een proces dat gurratie wordt genoemd. Bij een hoge luchtvochtigheid kan de plant geen water via de bladeren verdampen, maar scheidt de vrouwenmantel water in druppelvorm uit via speciale poriën. De wetenschappelijke naam van de plant heeft betrekking op de alchemisten, de Nederlandse naam op de vorm van de bladeren en de Maagd Maria. De vrouwenmantel bestaat niet uit één soort, maar uit vele sterk op elkaar gelijkende maar toch door enkele kleine, constante verschillen begrensde micro-soorten. Deze verscheidenheid hangt samen met vermogen ook zonder bevruchting zaad te kunnen produceren. De in gebergten voorkomende Alpenvrouwenmantel is echter duidelijk afwijkend.
De stengels van vrouwenmantel zijn deels liggend, deels meer opgericht. De uit de wortelstok groeiende, lang gesteelde bladeren zijn aan beide zijden groen en hebben 7-11 getande lobben. Hoogte 5 – 50 cm. Bloeit mei – september.